Gabriel Kamara: de man die overal muziek in hoort

Gabriel (geboren op 10 oktober 1961 in Dakar, Senegal) is een bekend gezicht in Amsterdam. Hij leidt de befaamde ‘Worldhouse Fusion Band’, heeft heel wat bezoekers van het Wereldhuis computervaardigheden bijgebracht en laat zich met zijn vriendelijke hoofd en bescheidenheid niet snel door moeilijkheden uit het veld slaan. Dat blijkt ook wel uit zijn verhaal…

Wat is een fijne herinnering aan je jeugd?

Mijn oma die zeventig kilometer bij ons vandaan woonde, kwam vaak bij ons op bezoek in het familiehuis. Ik was haar favoriete kleinkind, ze was altijd heel beschermend naar mij en andersom keek ik tegen haar op, want ze had koninklijk bloed en liet dat altijd zien aan haar vorstelijke kleding en gouden sieraden. Ik heb nog meer fijne herinneringen; mijn moeder werkte als kokkin bij verschillende ambassades en mijn vader als technicus bij een telecombedrijf. Iedere zondag nam hij me op zijn schouders mee naar het huis van zijn zus in een andere buurt van Dakar waar we dan de hele middag bleven. Ik luisterde naar hun gesprekken en genoot van al het lekkere eten. Ook toen ik ouder was, bleef ik mijn tante vaak op zondagen opzoeken. Sowieso kan ik zeggen dat ik een gelukkige jeugd had. Mijn ouders hebben me altijd gestimuleerd om te leren, vooral toen ze ontdekten dat ik muzikaal talent had. Op mijn veertiende speelde ik trompet, klarinet, fluit en saxofoon. En met de schoolband toerden we het hele land door. Mijn tante stelde me voor aan de beroemde Senegalese muzikant Pape Dioum met wie ik, toen ik achttien was, nog op televisie heb opgetreden.

 

Waarom heb je je land verlaten?

Na mijn baccalaureaat wilde ik in Dakar Toerisme & Rurale Ontwikkeling studeren. Ik ging eerst naar de Militaire Academie en had mijn schriftelijke toelatingsexamen al gehaald. Bij mijn mondelinge examen werd echter niet ik, maar de zoon van de directeur in mijn plaats opgeroepen. Mijn examen was letterlijk gestolen, fraude was (en is!) in Senegal de normaalste zaak van de wereld en zonder veel geld of een goed netwerk, kun je er niks tegen beginnen. Ik dacht toen: dan maar in Frankrijk studeren, want ik wilde me heel graag verder ontwikkelen. Mijn vader had in het Franse leger gediend en daarom Franse papieren. Dat maakte het voor mij ook makkelijker om naar Frankrijk af te reizen.

 

Hoe ging je reis hiernaartoe?

De reis, in 1985, verliep zonder complicaties. Aan de Université de Picardie in Amiens ging ik Toegepaste vreemde talen studeren en vervolgens Computeradministratie. Dat mijn vader de Franse nationaliteit had, betekende overigens niet dat ik die automatisch ook kreeg. Tijdens mijn studie was er een jaar dat ik zonder papieren en zonder eigen woonruimte moest overleven. Ik sliep en studeerde in het toiletgebouw van de campus, totdat een vriend dat na een paar maanden ontdekte en me een kamer aanbood in zijn huis. Het kostte me in die eerste tijd ook moeite om te wennen aan de Fransen en het Franse leven. Ik heb veel racisme ondervonden. Op de dag dat ik eindelijk de Franse nationaliteit bemachtigde en mijn ID-kaart wilde ophalen op het gemeentehuis, weigerde de vrouw achter het loket me die te geven. Ik had die niet verdiend, zei ze. Vervolgens duurde het nog zes maanden voor ik daadwerkelijk mijn ID-kaart in handen had. Dankzij mijn militaire opleiding in Dakar heb ik geleerd om kalm en gedisciplineerd te blijven in dat soort situaties. Dat zijn de twee sleutelwoorden waardoor je succes kunt behalen, dwars tegen alle vormen van onrecht in.

Ik trok veel op met andere Afrikanen, we kookten samen en als we niet hoefden te studeren, organiseerden we feestjes; uiteraard met livemuziek. In die tijd ontmoette ik een Franse vrouw, met wie ik een relatie kreeg en later een zoon: Jeremy. Door hen besloot ik na mijn studie in Frankrijk te blijven en vond ik een baan bij Akzo Nobel in Parijs. Het leven liep zoals ik hoopte.

Tot die ene dag in 1991 toen ik op mijn werk een ongeluk kreeg. Daarbij scheurde een spier in mijn schouder. Daardoor kon ik niet langer fysiek werk doen en geen muziek meer maken. Vooral dat laatste vond ik heel moeilijk. Gelukkig was mijn baas bereid me over te plaatsen naar een kantoorafdeling waar ik achter de computer aan de slag kon, maar ook dat hield ik uiteindelijk niet vol en zo kwam ik langere tijd thuis te zitten. In die tijd liep de relatie met mijn vrouw ook op de klippen. Dat was heel verdrietig, maar we hebben altijd een goede verstandhouding kunnen bewaren en ik reisde ondanks mijn blessure ieder weekend van Parijs naar Amiens om leuke dingen met mijn zoontje te ondernemen.

In 1995 ben ik opnieuw gaan studeren: grafisch ontwerp en webdesign en al snel kreeg ik weer een baan, nu in de ICT. Mijn gezondheid was tegen die tijd aanzienlijk verbeterd, ik kon weer muziek maken en ik heb vele jaren een relatief goed leven gehad. Maar op een bepaald moment, ergens in 2007, begon het te kriebelen en was ik toe aan een nieuwe uitdaging. Die vond ik toen een bevriend stel in Amsterdam mij vroeg hen te helpen bij de verzorging van hun zwaar-autistische kind in ruil voor een bescheiden salaris en een kamer boven hun appartement. Ik ben gegaan, intussen was mijn eigen zoon bijna volwassen en met hart, ziel en muziektherapie heb ik me op de verzorging van de jongen in Amsterdam gestort. Dat was een heel mooi, zinvol project. 

 

Hoe is je leven nu?

Nu ben ik veertien jaar in Nederland. Ik heb een relatief goede gezondheid, huur een kleine kamer en rooi het zonder officiële baan of uitkering. Het familiehuis in Dakar staat op mijn naam, dus daar ontvang ik maandelijks wat inkomsten uit waar ik net van kan leven. Het is sober, maar goed. Ik ben liever vrij dan rijk. Nog steeds geef ik het liefst muziekles aan jonge mensen die hier zonder papieren moeten overleven. Ik zie ze super gestrest binnenkomen en dan zeg ik: ‘Ga zitten. Adem maar eens. En pak dan een trommel en volg het ritme van je hart. Tadam-tam… tadam-tam…’ Langzaam worden ze rustiger en ontstaat er voorzichtig een glimlach op hun gezicht. We kijken samen waar iemands talent verborgen ligt en brengen het tevoorschijn door samen muziek te maken. Er is niks mooiers dan dat!

Ik praat veel met Senegalese jonge migranten en druk hen op het hart dat ze nooit moeten vergeten waar ze vandaan komen. Dat ze respect moeten hebben voor hun voorouders, want zonder hen waren ze er nooit geweest! Ik herinner hen aan de belangrijke Afrikaanse waarden die hun wortels vormen: gastvrijheid, samen delen, elkaar helpen; dat zijn dingen die juist ook hier in Nederland heel belangrijk zijn.

 

Wat is je droom voor de toekomst?

Het is mijn droom om terug te gaan naar Senegal. Ik wil daar in een dorp een sociaal project voor jongeren opzetten om hen te beschermen tegen de onbekende en gevaarlijke sprong naar Europa. Ze kunnen er computervaardigheden leren, workshops over landbouw en veeteelt, kortom: allerlei kennis die ze dáár kunnen inzetten. Eerst moet ik hier nog een aantal dingen regelen en dan wil ik terugkeren naar het land van mijn voorouders.

Ik wil daar tenslotte nog wel één ding over kwijt: Als Europeanen onze zeeën leegvissen en onze delfstoffen weghalen, dan moeten ze vervolgens niet verbaasd zijn dat jonge Afrikanen op hun deur kloppen. Deze jongeren kunnen niet overleven in armoede, armoede is een vorm van slavernij en ze staan te popelen om hun handen uit de mouwen te steken. In Europa is werk genoeg, geef de migranten die er zijn, een kans. Ze hebben zoveel overwonnen onderweg. Als jullie hen respecteren, dan zullen zij zeker integreren!